Noord China 2014

week 3

Menno-rit I

Daar is hij dan, vandaag een echte Menno-rit. Uren en uren buffelen we naar boven, eerst een redelijk kleine pas en daarna gewoon staddy klimmen. Onderweg is het waanzinnig mooi, er zijn overal grote kuddes yaks, schapen en paarden. Als we voor een klimpauze stoppen worden we door een Tibetaanse vrouw uitgenodigd met een drinkgebaar, we krijgen heet water en broodjes en een soort poeder. Dat poeder schijnt heel bijzonder te zijn, dat hebben we al vaker aangeboden gekregen, maar het is erg vies, het klontert vast aan je gehemelte en met heet water krijgt je het er nauwelijks af, uit beleefdheid neem ik toch maar wat, Han waagt zich er niet aan. Het zoontje van vijf mag na een spoedcursus met onze camera fotograferen en hij vindt het geweldig. Het hele interieur zet hij erop inclusief zijn moeder en zusje en ons natuurlijk.

Als we onderweg stoppen om een foto te maken van een kudde yaks, stopt er een brommer met twee nomaden erop, een man en een vrouw, ze zeggen niets en ze blijven maar staren naar die twee Hollandse nomaden op de fiets.

Iets verderop is er kort geleden een auto van de berg gevlogen, het ziet er slecht uit, de Chinezen hier dragen geen autogordels, dat vinden ze niet stoer en als we die auto zo zien is dit niet goed afgelopen, ze rijden hier als gekken.

We klimmen verder, honderden hoogtemeters rollen onder onze wielen door, we worden wat kortademig van de hoogte, maar we gaan gestaag verder, het is steeds 26 graden. En dan opeens komt daar dat bord: “18 km down hill” en “a truck travels at a low gear”.  We vieren dit op de top met hete cola en zoute koekjes. Eigenlijk willen we nog niet naar beneden, maar we gaan, zoef. Klik, klik zeggen de versnellingen, van het kleine blad naar het middenblad, van het middenblad naar het grote blad, wat een heerlijk gevoel, we zweven nu rond de 3300 meter door de bergen van het oude Tibet.

Luqu

Gisteren had iemand in het Hezuo hier in Luqu een hotel voor ons geregeld, het was het hotel van zijn allerbeste vriend. Al snel vinden we dit hotel, een oudere man in het hotel zegt dat het goed is, maar dan krijgen we met die Barbiepop achter de balie te maken en gaat het feest niet door, we komen er niet in. Het zijn altijd die Barbiepoppen die het niet willen. We laten haar de allerbeste vriend bellen en dat doet ze, maar het helpt geen snars, we komen er niet in. Het zal wel een gebakken lucht allerbeste vriend zijn. Han is buiten ondertussen met een Tibetaanse man in gebarentaal gesprek geraakt en de man gebaart: “wacht” en hij gaat bellen. Even later gebaart hij dat we mee moeten lopen en al snel komt er een man met een hoed ons tegemoet en aan hem worden we overgedragen.  Al lopend zeggen we tegen elkaar, we zullen wel in een muizenhok worden opgeborgen, maar het maakt niet uit als we maar een slaapplek vinden. Tot onze grote verbazing gaat de man met de hoed naar een gloednieuw hotel en kunnen we inchecken. Hier geen Barbiepop achter de balie, maar een lachende jongeman. We hebben opnieuw mooie schone bedden, internet, airco en een ijskoude douche. Maar de nomaden moeten zich ook in de koude rivier wassen hebben we onderweg gezien, ons hoor je niet klagen.

Voor het eten gaan we naar de Hui, dat moslimeten bevalt ons wel, we eten een grote kom met schapenvlees, groente en glasnoedels en we slurpen al net zo als die Chinezen anders krijg je die gladde noedels niet naar binnen met een stokje, het smakken laten we maar achterwege. Het is gezellig in het eethuis, er zit ook een groep van 7 Chinese fietsers, club One plus One en al snel hebben we contact, zij fietsen dezelfde route, maar in een kortere tijd, ze blijven nergens langer dan 1 nacht. Opeens zit iedereen bij ons aan tafel en er is een dame bij die een paar woorden Engels spreekt en samen komen we tot redelijke gesprekken. Het is een enorme herrie in dat eethuis, die Chinezen maken zoveel lawaai bij hun gesprekken, vooral als ze opgewonden zijn. Na een uitgebreide fotosessie worden we uitgenodigd om ons aan het einde van onze tour bij hen in Chengdu te melden, Chengdu is hun woonplaats. Het duurt nog wel even voordat we daar zijn, maar het lijkt ons wel wat. Je kunt geen allerbeste vrienden genoeg hebben in dit land hebben we ondertussen gemerkt.

Het nadeel van eten bij de Hui, de moslims, is dat je op thee moet leven en dat drinken we al zoveel. Op de terugweg naar het hotel scoren we in een winkeltje een snowbiertje en daar gaan we op onze kamer van genieten.

Omdat ze hier zoveel ATM hebben proberen we te pinnen, maar dat gaat niet, ook euro’s wisselen is niet mogelijk. Gelukkig hebben we nog redelijk veel contanten, misschien verderop als we weer een echt grote plaats krijgen. Het reizen hier heeft veel gebruiksaanwijzingen.

Menno-rit II
"It is a beautifull day”

Het is 7 graden en dikke mist, we zien elkaar amper meer. De mist is magisch op deze hoogte, maar al snel begint de zon te dringen en lost alle mist op. Als twee slome slakken kruipen we omhoog naar ruim 3600 meter. Het ontbijt van pasta hebben we er vanmorgen niet in gekregen, we leven op perziken, cake en yoghurt. Mijn benen verzuren al snel en daar zal ik doorheen moeten, het doet enorm zeer, maar na ongeveer twee uur doorbijten ebt de pijn weg en komt de kracht weer terug.

Op 60 km halen we vier van de One plus One fietsers in, vier van de Chinese fietsers van gisteren. Twee kunnen ons niet bijhouden, de andere twee haken aan en samen gaan we als team de uitdaging aan voor de laatste 37 km en rond 16.00 uur zijn we in Langmusi. Na veel onderhandelen hebben we een hotel voor drie dagen bij Tibetanen, met de Chinese fietsgroep gaan we zo eten. Menno-rit II is super verlopen en we doen niet onder voor de Chinese fietsers hebben we gemerkt, sterker nog, we hebben de twee aanhakers omhoog moeten trekken, zeker toen de wind steeds steviger begon aan te wakkeren, wij vlaklanders zijn wel wind gewend.

It is a beautiful day en dat is het. Deze dag begon vanmorgen als een loodzware dag, we wisten dat we al die hoogtemeters voor de kiezen kregen en toen kwam het One plus One team en nu gaan we samen eten om de tocht van vandaag te vieren. Voor het hele team was het ook een loodzware dag. De Chinezen hebben báijiu (55 procent) mee genomen, in kleine kommetjes wordt er bij ieder slokje een toast uitgebracht op van alles en nog wat. Na ieder slokje wordt ons team luidruchtiger, we voelen ons één fietsteam en dat is bijzonder zo met de Chinezen. De Chinese fietsgroep regelt het eten, ze staan allemaal in de keuken te regelen en de ene schaal lekkers na de ander komt op tafel en gezamenlijk pikken we met onze stokjes alle schalen leeg. We slurpen en smakken, we verChinezen al een beetje. Na het eten lopen we met zijn allen als opgewonden pubers door de straat, de ene fotosessie na de ander en we worden teruggebracht naar ons hotel. Er wordt innig afscheid genomen en wordt er nogmaals gezegd: “see you in Chengdu”. Wat een mooie dag!

Langmusi

Veel monniken, veel regen, mooie kleuren en we hebben weer geld. In een restaurant kunnen we gelukkig euro's wisselen en dat is een hele zorg minder.

Dorpje in de bergen

Nog één keer kijken we achterom naar dat piepkleine Tibetaanse dorpje in de bergen en dan dalen we in volle vaart af.

Met Laura uit Spanje en Ivan uit Andorra maken we een twee daagse fietstrekking. Laura en Ivan wonen in Beijing. Eerst dalen we 1092 meter en daarna klimmen we er weer 607 meter bij, het is een zware maar mooie trekking. We slapen in een klein Tibetaans dorpje bij een boerenfamilie. De eerste dag helpen we de boer en de boerin, vooral de boerin, want de mannen werken niet op het land, het zware werk is voor de vrouwen. We moeten rogge snijden en binden en daarna het gesneden graan op onze rug vervoeren naar de droogplek. Het is loodzwaar werk, het graan is nog vochtig, met een lading graan op onze rug moeten we eerst de berg op, daarna over glibberige paadjes omhoog, dan over obstakels en daarna afladen bij het droogrek. De boerin moet dit alle dagen doen totdat alle velden geoogst zijn en ook al die andere boerinnen die we onderweg zien. We begrijpen nu waarom die vrouwen zo krom lopen, dat draagt het minst zwaar hebben we ondervonden.

Onderweg heeft Han twee lekke banden en Ivan ook een, nooit hebben we lekke banden, maar de wegen zijn hier zo slecht dat we denken dat door al dat stoten de lekken komen.

Het Tibetaanse eten is smakeloos, gestoomd brood, gekookt spek, rijst in water en heel veel thee. We krijgen ook nog tsampa, dat is gemaakt van geroosterd meel, yakboter, thee en suiker, door de gastheer met de handen gekneed, het zijn grote bruine ballen, het ziet eruit als poep. Han eet het niet, zijn ingewanden zijn nog van streek van de lunch van gisteren. We slapen met zijn vieren in een muizige ruimte onder het woonhuis. De tweede dag is een dag van nog meer klimmen tot bovenop een pas waar het mooie dorpje Zhagana Village ligt, we dalen daarna opnieuw 560 meter af en bezoeken nog een dorpje en dan worden onze fietsen in het volgbusje geladen en stijgen we weer 1200 meter terug naar Langmusi, we douchen en vallen daarna in een diepe slaap.

Rustdag

Rustdag in Langmusi betekent toch nog een bezoek aan een Gompa, een soort tempel. Opeens springen er twee Barbiepoppen voor mijn neus, ze willen met mij op de foto, maar ik wil niet, ik ben het vandaag een beetje zat om fotomodel te zijn en bovendien zijn het Barbies. Die vreselijke Barbies weigeren ons bij ieder hotel, ze kunnen me de pot op, maar zo gaat dat niet, heel brutaal springen ze om mij heen en trekken aan mijn arm totdat ik mijn jas over mijn hoofd trek. Van Laura, die in Beijing accupunctuur studeert, horen we dat veel Chinese jonge vrouwen anorexia hebben en naar de kliniek komen om naalden te laten zetten om nog magerder te worden, maar dan worden ze weggestuurd en krijgen ze alleen nog maar voorlichting.  Veel jonge Han Chinese vrouwen zijn oerlelijk en ze hebben verwende uitstralingen.

Zeer oude bejaarden van het dorp moeten bedelen, onder deze groep is de armoede groot, dit is het gevolg van een veranderde economie na Mao, het is wel vertederend om te zien dat ze hun schaarse eten delen. Dit zagen we ook in Roemenië na de val van het communisme. Overal zie je vieze zwerfkinderen ronddolen, misschien dat er daarom zoveel jonge kinderen in het klooster zitten, sommigen zijn pas 3 jaar.

Ergens in de straat worden suikerspinnen verkocht, kleine jongens lopen er massaal van te smullen, er is een jongetje die suikerspinkoerier is, hij loopt af en aan met suikerspinnen. Jonge monniken zijn dol op suikerspinnen, zij hebben veel geld, we vragen ons af waar dat vandaag komt.

Rijke Han Chinezen zijn over het algemeen heel brutaal, alleen op de wereld, zeer luidruchtig en ze kruipen overal voor. Gelukkig hebben we ook diverse aardige Han Chinezen ontmoet. Maar de meeste Han Chinezen die reizen hebben geld, snel geld verkregen, corruptiegeld vooral en zij hebben schijt aan alles en iedereen, zij geven geen geld aan de bedelaars, dat doen de nomaden en de monniken. De kinderen van deze Chinezen zijn onopgevoed, ze schreeuwen in de hotels alles bij elkaar, dat doen de volwassen overigens ook. Om 6.00 uur in de ochtend begint het spektakel, slaan moet de deuren, schreeuwen en ook gewoon op onze deur bonken omdat ze dan even niet weten waar hun eigen kamer is of die van hun vrienden is.

Het is zoals overal in de wereld, als je snel van niets iets bent geworden kun je meestal die weelde niet aan en wordt je er niet aardiger op. 150 miljoen Chinezen moeten rondkomen van 1 dollar per dag, volgens de Wereldbank zitten 200 miljoen Chinezen onder de armoedegrens, 482 miljoen Chinezen hebben minder dan 2 dollar per dag te besteden. De op één na grootste economie ter wereld is tegelijk ook één van de armste ter wereld. China is rijk met de rijken en arm met de armen. Ongeveer 1 miljard Chinezen vallen buiten de prijzen van de vooruitgang.
Op onze laatste Langmusi dag zitten we in Black tent café, in een oase van rust (zolang er geen kudde Han Chinezen binnenkomt), er is pianomuziek en vioolmuziek en echte cappuccino en dat is wat we af en toe missen, gelukkig hebben we ook onze eigen muziek bij ons en als het dan een keer stil is in de avond kunnen we hier van genieten. Het weegt op dit moment zeker niet op tegen alles wat we er tijdens deze reis voor terug krijgen, maar soms kunnen we heel even naar onze thuisrust verlangen.

Festival

Vandaag is er een ceremonie of festival, van heinde en verre komen de Tibetaanse nomaden de bergen af, het is een feest om dit te zien, iedereen is op zijn of haar paasbest. Hijgend en puffend klimt iedereen naar boven naar het klooster, jong en oud en stok, stok oud, de wilskracht om naar boven te klauteren is ongekend. Er wordt getrommeld en gedanst. De nomaden bromnozems racen luid toeterend met de brommer naar boven, die klimmen niet.